AD6 Training: Les Ménuires

Veloviewer Activity Wheel(English report here)

De afgelopen week – van vrijdag 11 t/m donderdag 17 mei – stond in het teken van de met TeamAD6Tweets belegde trainingsstage in het Franse hooggebergte.

In Les Ménuires – Reberty, 10 kilometer onder Val Thorens, was ons knusse onderkomen van Wens Chalets gesitueerd.

Een prachtige, zij het vrijwel compleet verlaten omgeving, want het (wintersport)seizoen is hier half mei afgelopen.

Paula en ikzelf hadden Stefan Willemen opgepikt en waren al een dag eerder dan de rest vertrokken, zodat we maximaal van onze week konden genieten. Zodoende zaten Stefan en ik vrijdagmiddag al op de fiets voor een eerste beklimming.

Vanuit het appartement eerst bijna 30 kilometer afdalen, om in Moutiers om te keren en dezelfde weg terug te klimmen; dik 1.500 hoogtemeters om ‘warm te draaien’. Nou ja, warm werden we vanzelf, want de temperatuur lag – zeker in Moutiers – alweer ruim boven de 30 graden…

En na een kilometer of vijf kwam ik mezelf voor de eerste keer tegen deze week. De benen waren super, maar de ‘druk’ op het bovenlijf (rug, ribben, middenrif) zorgde er al veel sneller en heftiger dan in Berchtesgaden voor dat de pijn niet te harden was.

In eerste instantie dacht ik aan vermoeidheid van de lange reis, in combinatie met de drukkende hitte, maar de dagen erna bleek dat het daar niet echt aan lag. De klim werd wel volbracht, maar alweer niet zonder te stoppen onderweg om een beetje bij te komen.

Details

Zaterdag waren Ronnie en Werner met aanhang er ook en omdat die moe waren, werd alleen het laatste stukje naar Val Thorens geklommen. Eenmaal boven begon het zodanig hard en ijskoud te regenen, dat we genoodzaakt waren de afdaling per – opgetrommelde – bus af te leggen. Ook niet zo’n denderende ervaring dus, maar er kwamen nog dagen zat.

Details

Al met al een relatieve rustdag en het wachten was op de rest van het team: Jeroen, Roelof en Marten Terpstra werden met de nodige pech geconfronteerd en kwamen uiteindelijk pas aan het eind van de dag aan.

Verder dan het smeden van een plan voor de volgende dag kwamen we dan ook niet meer.

Dat plan was trouwens simpel: gewoon weer afdalen naar Moutiers en terug omhoog, maar dan – voor degenen die dat aankonden – helemaal door naar Val Thorens.

De afdaling deed ik dit keer nog 5 minuten sneller dan de eerste keer, maar de beklimming werd al gauw weer net zo’n beproeving. Ik slaagde er nu al niet eens meer in om eten fatsoenlijk binnen te houden – het drinken ging gelukkig nog wel redelijk.

Desondanks was ik koppig (stompzinnig?) genoeg om wél de hele klim – plus afdaling naar Les Ménuires en aansluitend de laatste 2,5 km terug omhoog naar het appartement – te voltooien, maar op ongeveer 2 kilometer van de top in Val Thorens was ik dicht bij ‘geen optie’.

Gelukkig motiveerde Stefan mij door te suggereren dat ik Paula moest bellen om me te komen halen en dát natuurlijk never…

Details

Na het avondeten ging ik een mooie route voor de volgende dag bedenken. De heren waren wel gecharmeerd van de magische klank van ‘La Plagne’ en dus plande ik een mooie route daar naartoe.

Heen en terug was waarschijnlijk wat teveel van het goede (140 km met die sloper van een klim naar het appartement nog eens op het eind), maar we zouden wel zien.

Om niet door de tunnel tussen Moutiers en Aime te hoeven, plande ik de klim naar Notre-Dame-du-Pré als opwarmer: 750 hoogtemeters in krap 10 kilometer, maar het bleek wel een prachtige route te zijn. De halve banaan lag al gauw in de berm, maar eigenlijk ging het niet zo slecht tot dusver vandaag.

De afdaling richting Aime en de voet van La Plagne ging uiteraard gesmeerd en vervolgens begonnen we aan die klim.

Vanaf ons startpunt toch ook zo’n 17 kilometer lang, waarin je 1.300 hoogtemeters moet overwinnen. Niet echt makkelijk dus, maar ook dit is een erg mooie klim.

Ook hier had ik weer veel moeite met de verzorging en met name het vaste voedsel hield ik niet binnen, hoewel ik al met al – achteraf – moet constateren dat dit mijn beste dag was.

Ik ben zelfs nog doorgereden tot in Aime la Plagne; alleen Marten reed ook tot aan het betreffende plaatsnaambordje.

We zijn nog afgedaald tot in Aime, maar daar werden de fietsen in de auto gezet. Gezien de pijn en de misselijkheid die mij tijdens de inspanning parten speelde, rees het vermoeden dat ik een ontsteking had opgelopen.

Gezien de aard van de blessures t.g.v. mijn crash denk je dan al gauw dat de tussenribspieren onstoken zijn, maar ik zou het ermee moeten doen tot we weer terug waren in Nederland.

Gelukkig had Stefan Diclofenac bij zich; voor de zekerheid een onstekingsremmer (die ook nog enigszins pijnstillend werkt) is dan nooit weg en een beetje dom dat ik die niet mee had.

Alleen de pijnstillers waren ingepakt – die had ik ook liever niet gebruikt – en ik had van tevoren ook niet echt aanleiding om te denken dat ik wat anders nodig zou hebben.

Bijna thuis werd de maaginhoud nog eenmaal in de berm gedeponeerd voor de marmotten, maar het avondeten later deed mij alweer opfleuren en de volgende dag was D-Day…

Details

Dat het helaas nog niet mogelijk was om de Madeleine over te fietsen wisten we al, maar ik ontdekte ’s avonds dat de Croix de Fer inmiddels wél open was, dus die zouden we ‘even meepakken’.

Althans, Stefan, Marten en ikzelf – de rest ging vanaf Saint-Jean-de-Maurienne per auto verder richting Le Bourg-d’Oisans.

Achteraf had ik dat zelf misschien ook beter kunnen doen, maar ja het bloed kruipt waar het niet gaan kan…

Ik moest Stefan en Marten al snel laten gaan, hoewel Stefan me nog wel weer een keer kwam opdweilen. Zoals inmiddels gebruikelijk, gingen de eerste paar kilometers nog wel, maar wederom onherroepelijk werd ik daarna in elkaar gebeukt door de krachten van de inspanning.

De benen waren het probleem niet en ik klom met een hartslag van 130-140, hetgeen best wel (extreem) laag is, maar op straffe van totale ineenstorting kreeg ik die niet hoger. Eten en drinken waren weer niet aan me besteed, hoewel een specifieke (Isostar multivrucht) gel wel meestal binnen bleef…

Die stakkers moesten boven op de Croix de Fer dus wel op me wachten en dat was vast geen pretje, hoewel er wat beschutting was en het daar in het zonnetje nog wel uit te houden was.

Desondanks is het natuurlijk niet lekker om bij die temperaturen niks te doen en na de foto werd rap de afdaling ingezet.

Die was echter zo steenkoud dat ik zelfs daar van over m’n nek ging – ook Marten en Stefan moesten even stoppen om weer een beetje op te warmen.

Het bleek trouwens best nog wel een eindje naar Le Bourg en we hadden er bij de voet van de Alpe d’Huez dan ook al zo’n 67 kilometer opzitten.

Hoewel het de eerste keer was dat ik de klim aanving, wist ik wel dat het gevaar in de eerste paar kilometer schuilt. Niet dat ik er veel meer uit had kunnen halen op dat moment, maar ik begon toch nog met wat ‘reserve’ aan de eerste bochten.

Wat komt er eigenlijk na ‘op het tandvlees’? Nou ja, om het kort te houden: ik kwam boven, hoewel ik niet helemaal ben doorgereden aangezien Stefan en Marten bij het inrijden van het dorp stonden te wachten en de rest van het team beneden hetzelfde deed (we zouden samen wat eten in Le Bourg).

Enige troost was een andere gek – ook een Hollander – die het nog moeilijker had dan ikzelf en die er waarschijnlijk 2x zo lang over gedaan heeft…

Grijs en grauw hees ik mezelf in de auto voor de afdaling en na een korte zoektocht door het dorp zijn we uiteindelijk maar bij de luxe afdeling van Snackbar Cor – Tête de la Course dus – aan de pasta gegaan.

En ja hoor, gaande de maaltijd kreeg ik mijn praatjes weer terug, hoewel de dik drie uur durende terugreis naar Les Ménuires (over Grenoble aangezien we de Croix de Fer niet meer over durfden met de auto) nog wel even afzien was.

Ik heb mijn naam maar niet op de ‘Wall of Fame’ gezet in Cor’s etablissement…

Details

De woensdag was in eerste instantie door een paar leden als ‘rustdag’ bestempeld, dus degene die wel wilde – waaronder ikzelf – zochten toch een nieuwe uitdaging. Stefan en Roelof (en Marten ook?), gingen voor de alternatieve klim Moutiers – Val Thorens, ik koos voor de klim naar/door Les Arcs. Uiteindelijk gingen Ronnie, Werner en Jeroen ook nog een stukje fietsen hoorde ik achteraf, maar dat was dan naar Val Thorens en terug.

De verplaatsing naar Bourg-Saint-Maurice ging per auto, aangezien ik inmiddels wel voldoende met de neus op de feiten was gedrukt om te weten dat ik daarheen beter niet zou fietsen (door de tunnel was het misschien nog wel te doen geweest trouwens).

Bovendien is de klim naar het hoogst gelegen Arc (2000) al weer zo’n 25 kilometer lang, hoewel daarin ‘maar’ 1.300 hoogtemeters overwonnen hoeven te worden.

Aangezien ik helemaal alleen was – uiteraard wél begeleid door Paula – voelde ik me ook minder bezwaard als ik er wat langer over zou doen.

Maar het ging eigenlijk niet eens zo slecht, hoewel het behoorlijk koud was. Pas de laatste 5, 6 kilometer werd het echt lastig qua inspanning (pijn), moest ik toch even pauzeren en uiteindelijk was ik blij dat ik boven was.

Aan op de fiets naar beneden dacht ik al niet eens meer, dus we daalden in de auto af naar Bourg en dronken een kopje koffie op een terras…

Details

En daarmee was de koek op. Donderdag werd er alleen nog maar gedacht aan een rondje – de meesten vertrokken sowieso al tussen 8 en 9 en Stefan en ikzelf hadden het ook wel gezien. Je moet toch eerst 30 km naar beneden, of als alternatief alleen voor die 10 km naar Val Thorens je pak aantrekken, dus we gingen ook iets eerder weg dan gepland.

Met overnachting nabij Metz waren we vrijdagmiddag precies op tijd voor de lunch bij Charlotte in Schijndel…

Conclusie? Lijkt me niet zinnig…

Als er sprake is van een ontsteking en die hardnekkig blijkt (en die kans is wel groot) dan wordt het een Mission: Impossible 6 ben ik bang. Ik durf wel te stellen dat ik zeker de eerste 2, 3 keer omhoog een betere tijd neerzet dan afgelopen dinsdag, maar 6x lijkt me onder deze omstandigheden niet haalbaar.

Gebeurt er (toch) een wonder, dan zijn de benen in elk geval dermate goed dat ik alsnog kansen zie.

Me er bij voorbaat bij neerleggen doe ik elk geval niet en ik heb de afgelopen week – voor mezelf? – bewezen dat de grinta er wel is (of moet dat zijn dat het mij daaraan niet ontbreekt?).

Anders ga je niet zo ver in het zoeken naar een gaatje achter het gaatje achter het gaatje…

En dat is ook wel in een notendop de essentie van de Alpe d’HuZes, toch? Alleen heeft het geen zin jezelf blijvend kapot te rijden met als doel de wetenschap te helpen kanker onder controle te krijgen, dat dan weer niet…

Totaal aantal gereden kilometers: 342,62 en hoogtemeters: 10.893. Aangezien ik niet ben afgedaald vanaf de Alpe en Les Arcs, is de ’50/50 regel’ niet van toepassing. Die twee finishes boven brengt het aantal klimkilometers op zo’n 145+, dus het percentage zal gemiddeld rond de 7,4 – 7,5% hebben gelegen…